Marc Galle

Exhibitionist meets voyeurist

Know then thyself, presume not God to scan, the proper study of mankind is Man, schreef Alexander Pope in zijn An Essay on Man. Marc Galle doet beide: hij onderzoekt in zijn schilderwerk de mens en the human condition, maar die zoektocht brengt hem heel vaak naar de vraag in hoeverre er in de chaos van het menselijke bestaan een alomvattende sturende natuurwetmatigheid kan worden gevonden. De mens in relatie tot zijn omgeving en tot de sublieme deceptie die kerk en staat hem al een hele geschiedenis lang hebben opgedrongen.

Marc Galle blijft in zijn prenten zweren bij de figuratie vanuit zijn visie dat de kunstenaar in de eerste plaats een maatschappij- en wereldbeeld moet kunnen uitdragen, zeg maar: een eigen(zinnige)boodschap. Daarbij valt hij terug op de functie die kunst gedurende de vele eeuwen voor de intrede van het camera-oog had: de tijdsgeest registreren, becommentariëren en het publiek daarbij emotioneren. Wat maakt dat iemand kunstenaar wil zijn ? Het heeft volgens Marc Galle te maken met een onweerstaanbare innerlijke drang om zich ten overstaan van anderen te uiten op een zo authentiek mogelijke wijze. Hij ziet de kunstenaar als een exhibitionist, voortdurend op jacht naar en geil op bevestiging door een omgeving, waartegen hij zich vaak ook tegelijk afzet. Een van de zovele paradoxen in de hedendaagse kunst.

Figuratie wil niet zeggen dat deze schilder zich niet ook aan het experiment begeeft. Op zijn bescheiden manier tast hij bijvoorbeeld verschillende dragers voor zijn boodschappen af. Gaandeweg evolueerde hij van het traditionele canvas naar minder voor de hand liggende ondergronden, zoals verpakkingskarton en multiplex berkenhout of tweedehands di-bond reclamepanelen met krassen en gaten erin. Het onvolmaakte karakter van deze dragers correspondeert in sterke mate met het mensbeeld van de kunstenaar: de mens als een sterk, maar vaak ook zwak wezen, mooi maar dikwijls gehavend, vredelievend maar soms ook angstaanjagend. In iedereen schuilt het beest, dat wordt ingetoomd door een laag cultuur. Maar het beest is op de achtergrond nooit ver weg en klaar om uit te breken. Het is aan de kunstenaar om mede de kooi te versterken, al is het maar door de mens bewust te maken van de onderhuidse aanwezigheid van het beest, dat in extreme omstandigheden met gemak de ketens om de kooi verbreekt. Vanuit die gedachte creëert de kunstenaar Marc Galle distantie tussen zijn registrerende oog en de objecten van zijn registratie.

Behalve de zoektocht naar een ordenend universeel principe en de strijd tegen het diepmenselijke beest, beheerst ook een ondertoon van ironie en relativisme de tableaus van Marc Galle. De geest van Milan Kundera’s Unbearable Lightness of Being waart doorheen zijn oeuvre. Het is alsof de kunstenaar schrikt van de eigen doemboodschap en daarom bijna vergoelijkend ook de kleine kant van de mens wil tonen, in zijn doordeweekse, onschuldige onhandigheid. Voor Marc Galle zijn ook titels belangrijk. Hij acht het zonder titel-gedoe een aanfluiting van de creatieve waardigheid van de beeldend kunstenaar. Met de titels, vaak geïnspireerd door muziek of film, geeft hij de toeschouwer een houvast, een duwtje in de richting van zijn eigen denken.

Is de kunstenaar de exhibitionist, dan is de toeschouwer immers de voyeur, die om allerlei redenen tracht binnen te gluren in de geest van de kunstenaar. Hij doen dat omwille van de zuiver esthetische bevrediging die de mens ondervindt in the presence of beauty, of hij doet dat om zijn denken te confronteren met dat van die ander, of nog, als belegger-verzamelaar op zoek naar economisch gewin. Het maakt niet uit: de exhibitionist en de voyeur, het gaat om een perfecte marriage.

Marc Galle werkt nog bijna uitsluitend met acrylverf. Lang was dit in academische ogen een minderwaardig product tegenover olieverf. Maar acryl heeft voor hem vooral het voordeel dat het zeer snel droogt. Dat maakt het hem mogelijk quasi ononderbroken zijn tableaus laag op laag op te bouwen. Hij schildert dan ook zoals hij keramische beelden opbouwt: laag op laag op laag. Daarbij beschouwt hij gesso, acryl, acryllak en mediums als materie, waarin hij kan kerven en waarop hij kan schuren. De rijke uitstraling van de olieverf vervangt hij door eindvernis. Marc werkt gejaagd: hij heeft nog honderden beelden in het hoofd en elke dag komen er nieuwe bij en die moet hij nog allemaal veruitwendigen. Gelukkig is er de computer, die de kunstenaar de mogelijkheid biedt de talloze beelden die hem raken vast te leggen en te bewaren, maar die hem ook toestaat beelden te combineren en te bewerken. De hedendaagse kunstenaar kan naar believen gebruik maken van wat de moderne technologie aanbiedt. De tijd van het levende model en de schilder die met het penseel in zijn gestrekte hand de maat neemt en die overzet op canvas, is voorgoed voorbij.