
© Portretfoto Bart Ramakers
Dany Tulkens is God niet, maar hij komt toch aardig in de buurt.
Gelijk een ware Vulcanus hamert, snijdt en last hij in zijn atelier virtuoos bronzen platen aan elkaar tot levensechte anatomische figuren, die ons bevragen over het groteske van dit bestaan.
Zo zwaar en massief de beelden mogen zijn, zo ragfijn en flinterdun zijn de humor, het cynisme en de ironie.
Men moet eigenlijk haast een beeldhouwer zijn om te doorgronden hoe uniek en onnavolgbaar de werkwijze van Tulkens is. Daartoe behoort ook het onmisbare “ontlaten” van het geharde brons om het bewerkbaar te maken, een praktijk die hij in navolging van de prehistorische mens geheel zelf uitgevonden heeft.
Veel meer dan dat (en zijn geliefde tijdverdrijf: vliegvissen) kan hij naar eigen zeggen niet, maar het mag in alle billijkheid ruim voldoende heten.
Overigens heeft het er zes jaar lang naar uitgezien dat hij geen beeldhouwer kon worden, omdat hij eenvoudigweg niet wist dat zulks tot de menselijke mogelijkheden behoorde. Het was pas toen hij als jonge knaap een documentaire over Rik Poot op tv zag, dat hij niet zozeer besefte dat hij beeldhouwer wou worden, maar voorwaar Rik Poot zelf. Hij geraakte er zelfs van overtuigd dat dit streven aantrekkelijker was dan missionaris worden in de Congo tussen schaarsgeklede exotische dames, en heeft erin volhard, waarvoor hulde. Later wendde hij zijn schreden naar Sint-Lucas Brussel om daar die andere reus Koenraad Tinel op zijn pad te vinden.

Als Dany zich al die moeite getroost om te snijden, te hameren en te lassen (sinds zijn pensioen 7/7 in plaats van 5/5, want er is nu eenmaal meer tijd voorhanden), dan doet hij dat niet voor u of mij, maar in eerste instantie voor zichzelf en zijn passie voor anatomie. Hij houdt ervan wezens te scheppen die schier onmogelijk zijn, maar die zouden moeten kunnen bestaan, een beetje zoals de vliegtuigen van Panamarenko, maar dan zonder gevaar op neerstorten. Net zoals Joel Peter Witkin zoekt hij liefst de schoonheid in de lelijkheid – omdat het vinden van schoonheid in schoonheid al te makkelijk is en tot vulgaire kitch leidt.

Het heldere en overzichtelijke atelier in Holsbeek dat hij sinds zes jaar betrekt heeft een heel nieuwe adem in zijn oeuvre gebracht. Voor het eerst is hij niet alleen in staat zich te omringen met zijn eigen werken, maar er zich ook verder door te laten inspireren.
Het volstaat volgens hem om ergens één klein detail op te merken dat het verschil maakt, om daar vervolgens een ganse carrière op uit te bouwen.
Tot zijn meest in het oog springende werken die nu al een tijdje in de publieke ruimte de eeuwigheid trotseren, behoren ‘de Ballon van de Vriendschap’ aan het Station van Leuven en de standbeelden van Zjef Vanuytsel in Meerhout en Huldenberg. Daarnaast wordt zijn werk gekoesterd in honderden privé-collecties in binnen- en buitenland.
Kunst zal de wereld niet redden, want kunst is volgens hemzelf gesublimeerde nutteloosheid, maar Dany zelf is er alvast door gered, en wij door hem.
Amen.
